Rust in roerige tijden
We leven op dit moment in een roerige, onzekere tijd. Het corona-virus maakt vele slachtoffers. Ook David maakte in zijn leven roerige tijden mee. Hoe ging hij daarmee om?
Ter inleiding lezen we eerst een gedeelte uit het Woord:
Psalm 3:1 Een psalm van David, toen hij vluchtte voor zijn zoon Absalom.
2. HEERE, hoe talrijk zijn mijn tegenstanders;
velen staan tegen mij op.
3. Velen zeggen van mijn ziel:
Hij heeft geen heil bij God. Sela
4. U echter, HEERE, bent een schild voor mij,
mijn eer; U heft mijn hoofd omhoog.
5. Met mijn stem riep ik tot de HEERE,
en Hij verhoorde mij vanaf Zijn heilige berg. Sela
6. Ik lag neer en sliep; ik ontwaakte,
want de HEERE ondersteunde mij.
7. Ik vrees niet voor tienduizenden van het volk,
die zich aan alle kanten tegen mij opstellen.
8. Sta op, HEERE,
verlos mij, mijn God,
want U hebt al mijn vijanden op de kaak geslagen,
de tanden van de goddelozen hebt U stukgebroken.
9. Het heil is van de HEERE;
Uw zegen is over Uw volk. Sela
David maakte een roerig tijd mee toen hij deze Psalm schreef. Hij moest vluchten voor zijn eigen zoon, Absalom. Je kunt deze geschiedenis lezen in 2 Sam. 13 tot en met 18. Een korte samenvatting: David wordt jarenlang achtervolgd door Saul. Saul doet verschillende pogingen om David om te brengen. Nadat Saul is omgekomen en David na diverse veldslagen koning is geworden van Israël, is er nog geen rust gekomen in zijn leven. In zijn gezin en in het land is het allesbehalve harmonieus. Zijn zoon Amnon verkracht zijn halfzus Tamar. Zijn zoon Absalom en broer van Tamar neemt wraak en vermoordt zijn halfbroer Amnon. Absalom wordt verbannen maar komt na een paar jaar weer terug in Jeruzalem. David houdt hem echter twee jaar op afstand. Uiteindelijk laat David Absalom weer toe in zijn leven. Op slinkse en leugenachtige wijze probeert Absalom vervolgens een coup te plegen waardoor David moet vluchten. Hij krijgt hierbij steun van veel Israëlieten en zelfs raadsmannen van David. Stel je voor dat één van je kinderen of één van je beste vrienden zo’n machtig complot tegen je opzet. Wie kun je nog vertrouwen? Waar kun je rust vinden in zulke roerige tijden? David keert zich tot God en schrijft deze psalm.
In vers 2 roept hij het uit naar God: ziet U wel wat ik allemaal mee maak? Ziet U al die tegenstanders? Het is alsof hij zich afvraagt waar hij nog kan schuilen. Veel mensen praten op hem in dat God hem toch niet zal redden (vs 3, heil = Yeshua = God redt). In 2 Sam. 16:5-14 staat beschreven dat een zekere Simeï David op zijn vlucht vervloekt en zegt: God laat het bloed van Saul over je komen en heeft Absalom nu koning gemaakt. De hele weg blijft hij dit roepen, al stenen gooiend naar David. Hoewel één van zijn krijgsmannen voorstelt om deze Simeï een kopje kleiner te maken wijst David de krijgsman terecht en ondergaat de vervloekingen. Tot vermoeiens toe.
Misschien ken jij ook wel zo’n periode. Een periode waarin alles tegen lijkt te zitten. Misschien heb je ook wel het gevoel niemand te kunnen vertrouwen. Misschien vind je het zelfs moeilijk om God te vertrouwen. Misschien hebben mensen wel tegen je gezegd dat je een straf van God ondergaat. Dat God je niet zal helpen in deze situatie. Misschien heb je dat wel tegen jezelf gezegd.
Maar in deze situatie keert David zich tot God. Hij roept God aan en die openbaart zich aan hem (vs5). Hij luistert niet naar wat mensen zeggen over God maar hij kiest ervoor om naar God zélf te luisteren. Hoe maakt Hij zich bekend? Hij is een schild. Hij beschermt tegen het kwaad. Het kwaad is er wel maar het raakt je niet. Hij is je eer. Als God je eer is, van wie heb je dan nog eer nodig? Als je je redding van Hem verwacht dan heft hij je hoofd op; Je hoeft je koppie niet langer te laten hangen van verdriet, pijn, angst, teleurstelling. Hij tilt je gemoedstoestand boven je omstandigheden uit. David haalt zijn zelfwaarde niet uit wat mensen over hem zeggen, uit zijn omstandigheden of uit zijn positie als koning. Maar hij weet zich geliefd en gedragen door de Allerhoogste. Daar richt hij zijn hart op en blijft op Hem vertrouwen omdat Hij wél te vertrouwen is.
Je kunt rustig slapen en uitgerust wakker worden (vs 6) want God geeft je rust in je hart in het midden van de storm. Hij is sterker dan al die tegenstanders (vs7). Hoe die tegenstander zich ook presenteert: angst, ziekte, tegenslag, verraad, verdrukking, epidemie, oorlog of wat dan ook.
Dat is geen kwestie van ‘je kop in het zand steken’, maar een kwestie van een beroep doen op de belofte van Zijn rust en zegen (vs9). Zijn Waarheid snoert de vijanden de mond: de vijanden zijn op de kaak geslagen en de goddelozen heeft Hij de tanden gebroken (vs 8). Hij heeft de vijand, de vader van de leugen, al verslagen! Het heil, de redding, komt van de Heer (vs 9). Die redding heeft een naam: Jezus. Hij heeft de strijd gestreden en is als overwinnaar opgestaan! Door Zijn offer heeft Hij de zonde en de gevolgen daarvan (schuld en schaamte, ziekte, dood, pijn, angst) weg genomen. Ze zijn er nog wel, daar worden we helaas dagelijks mee geconfronteerd. Maar ze hoeven geen macht meer over je te hebben. De Waarheid heeft voor altijd van de leugen gewonnen. Wij mogen nu elke dag, door Zijn Heilige Geest in ons, de zegen van Zijn nabijheid ervaren (vs 9). Die Geest maakt ons bekend wie God is voor jou en wie jij bent voor God. Dan kun je elke situatie aan omdat Hij je Zijn Shalom geeft in je hart, welke roerige tijden je ook doormaakt.