Grote schoonmaak!
Jezus slaat erop los in de tempel en drijft alle kooplui naar buiten. Wat heeft dit te betekenen? Zoek je mee naar de schatten in dit gedeelte van het Woord?
Markus 11:15 En zij kwamen in Jeruzalem; en toen Jezus de tempel binnengegaan was, begon Hij hen die in de tempel verkochten en kochten, naar buiten te drijven; en de tafels van de wisselaars en de stoelen van hen die de duiven verkochten, keerde Hij om, 16. en Hij liet niet toe dat iemand enig voorwerp door de tempel droeg. 17. En Hij gaf onderwijs en zei tegen hen: Staat er niet geschreven: Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volken? Maar u hebt er een rovershol van gemaakt.
Dat is nog eens beeldend onderwijs! Stel je voor dat je een van de discipelen of volgelingen van Jezus bent. Je bent zojuist met je Meester Jeruzalem binnen gekomen. De mensen riepen: ‘Hosanna!’ (dat is een samenvoeging van twee Hebreeuwse woorden dat betekent: Red nu! naar Ps 118:25) en ‘Gezegend Hij die komt in de Naam van de Heer!’ Wat een feest was het! Al die mensen die samen met jou zingen dat Jezus de beloofde Messias is en Hem willen eren. Eindelijk ziet God naar ons om en zendt ons de Redder. Geweldig was het!
En dan ga je met de Meester mee naar de tempel. De mensen zijn weer overgegaan tot de orde van alle dag. Het feest is weer voorbij. Het is alsof ze zeggen: ‘Jezus, de beloofde Messias?! Ja, prima, maar wij vertrouwen toch op hoe wij het altijd al deden: we brengen onze offers, kopen nog snel even een lam of een paar duiven. Omdat we uit het buitenland komen wisselen we onze vreemde valuta in de plaatselijke valuta. Lekker makkelijk dat dat allemaal zo kan hier. Hup, offer gebracht, fijn, we hebben onze schuld weer afbetaald en kunnen weer door met ons leven.’ Maar dan komt Jezus! Hij gooit alle tafels en stoelen omver. De hele santenkraam ondersteboven. Alle dieren beginnen te blaten, piepen of koeren, de mensen te roepen of staan met stomheid geslagen. Daar loopt iemand die nog met een voorwerp de tempel probeert binnen te komen. Ook die wordt door Jezus teruggestuurd: weg hier! En dan, als de rust is weergekeerd, het geroezemoes van de kooplui is verstomd, begint Jezus met Zijn onderwijs.
Jezus’ woorden zijn niet nieuw. Ze komen uit de oude geschriften. De mensen kennen ze wel. Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volken! Die tekst die was uitgesproken door Salomo bij de inwijding van de eerste tempel. Maar ook Jesaja profeteerde hier over. Een huis van gebed? Waar we ons richten tot God? Voor alle volken? Maar we kwamen hier toch vooral om onze offers te brengen? Zodat we weer verder kunnen met ons leven? Wie is toch deze Jezus, die alles op zijn kop zet?
Dan gaat Jezus verder: U hebt er een rovershol van gemaakt! Een rovershol? Wat bedoelt Jezus daar nu weer mee? De tekst die Jezus hier aanhaalt komt uit Jeremia 7. Daar staat het volgende:
Jeremia 7:8. Zie, u vertrouwt op bedrieglijke woorden, die niet van nut zijn. 9. Stelen, doodslaan, overspel plegen, valse eden afleggen, reukoffers brengen aan de Baäl, andere goden achternagaan, die u niet gekend hebt, 10. en dan voor Mijn aangezicht komen staan in dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, en zeggen: Wij zijn gered – om al deze gruweldaden te doen? 11. Is dan dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, in uw ogen een rovershol? Ook Ik, zie, Ik heb het gezien, spreekt de HEERE. 12. Want ga toch naar Mijn plaats die in Silo was, daar waar Ik vroeger Mijn Naam heb laten wonen, en zie wat Ik daarmee gedaan heb vanwege de slechtheid van Mijn volk Israël. 13. Welnu, omdat u al deze daden doet, spreekt de HEERE, en Ik vroeg en laat tot u sprak, maar u niet geluisterd hebt, en Ik u geroepen heb, maar u niet geantwoord hebt, 14. zal Ik met dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, waarop u vertrouwt, en met deze plaats, die Ik u en uw vaderen gegeven heb, doen zoals Ik met Silo heb gedaan.
Een rovershol is precies de letterlijke vertaling: een grot van rovers, dieven. Een plek waar rovers zich terugtrekken met hun buit. Een duistere plek. Eerst gaan ze op pad om allerlei dingen te doen die God verboden heeft om vervolgens weer hun offers te brengen in de tempel zodat ze gered zijn. Maar, zegt God hier, vertrouw maar niet op deze bedrieglijke woorden want kijk maar wat ik met Silo heb gedaan. Toen de Israëlieten in een strijd tegen de Filistijnen de ark van God ophaalden om de strijd te winnen, trok God Zijn handen af van de Israëlieten en verloren ze de strijd gruwelijk. God zegt: vertrouw niet op het gebouw, vertrouw niet op de offers maar vertrouw op Míj́!
Even verderop in het hetzelfde hoofdstuk maakt God Israël (en ons) duidelijk waar het Hem om gaat:
Jeremia 7:22 want Ik heb met uw vaderen op de dag dat Ik hen uit het land Egypte leidde, niet gesproken en hun evenmin iets geboden over zaken die betrekking hebben op brandoffers en slachtoffers. 23. Maar deze zaak heb Ik hun geboden: Luister naar Mijn stem. Dan zal Ik u tot een God zijn, en ú zult Mij tot een volk zijn. Bewandel heel de weg die Ik u gebieden zal en het zal u goed gaan. 24. Maar zij hebben niet geluisterd en hun oor niet geneigd, maar ze gingen in hun eigen opvattingen voort overeenkomstig hun verharde, boosaardige hart. Zij gingen achterwaarts en niet voorwaarts.
God wil in ons leven de juiste plek hebben: ons tot een God zijn en wij tot Zijn volk. Zodat het ons goed gaat. Dáárvoor heeft Hij ons bevrijd. Het is de hardheid van ons hart die ervoor zorgt dat we niet luisteren naar Zijn stem en zelfs niet ons oor naar hem neigen. We gaan liever in onze eigen opvattingen voort. We denken zelf wel te kunnen bedenken wat goed is voor ons.
En nu terug naar de tempel in de tijd van Jezus: U hebt er een rovershol van gemaakt! Er is niets nieuws onder de zon. De ene dag zingt het volk: ‘Red ons nu, Hosanna! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!’ Maar ze herkennen hun Redder niet als Hij voor ze staat. De volgende dag gaat alles weer verder zoals ze gewend zijn. Ze gaan weer naar de tempel, brengen hun offers en vertrouwen op hun gewoontes en tradities. Er is niets veranderd in de harten van de mensen. Mag God ze tot een God zijn en willen ze écht Zijn volk zijn? Of gaan ze liever in hun eigen overtuigingen door?
Dit gedeelte uit het evangelie naar Markus staat ook wel bekend als ‘de tempelreiniging’. Het verhaal komt in alle vier de evangeliën voor. Dit bijbelgedeelte wordt soms aangehaald om te laten zien dat Jezus ook opvliegend kon zijn of boos. Misschien als een rechtvaardiging van eigen boosheid of opvliegendheid. In het evangelie naar Johannes lezen we echter dat Jezus op Zijn gemak een zweep vlocht van touwen om daarmee de offerdieren en kooplui de tempel uit te drijven. Dat klinkt niet echt als een moment van opvliegendheid dus.
Ik denk dat Jezus hier niet “zichzelf laat gaan” omdat Hij nu voor het eerst ziet wat er in de tempel gebeurt, maar dat Hij hier optreedt als profeet. Oftewel zoals in vers 17 staat om onderwijs te geven. Voor Zijn discipelen en volgelingen toen, maar ook voor ons nu.
In 2 Korinthe 6:16 staat:
Of welk verband is er tussen de tempel van God en de afgoden? Want u bent de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft: Ik zal in hun midden wonen en onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn.
En in 1 Korinthe 6:19 staat:
Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent?
De tempel als de plaats van aanbidding is er niet meer. Wij kunnen nu God aanbidden in ons lichaam dat we van God hebben gekregen. Hij heeft ons gekocht en betaald, met geest, ziel en lichaam. Maar dat Hij de prijs heeft betaald betekent niet dat wij geen keuze hebben. We zijn geschapen met keuzevrijheid, zo heeft Hij ons van begin af aan bedoeld. Geen zielloze poppen of robots maar mensen die uit vrije wil bij Hem willen horen.
Als Jezus onze tempel reinigt roept Hij ons op om niet op andere dingen te vertrouwen maar alleen ons vertrouwen op God te stellen. Om God op de eerste plaats te zetten. Om onze tempel, ons lichaam, een huis van gebed en aanbidding te laten zijn. Met andere woorden, dat we altijd gericht zijn op God en willen luisteren naar Zijn stem, ons oor neigen naar Hem. Dat alles in ons wijst naar Hem. Dat wij niet een rovershol, een duistere plek, zijn maar dat we lichtverspreiders zijn. Dat we niet zélf bedenken wat goed voor ons is maar dat we Zijn Weg bewandelen.
Jarenlang dacht ik dat ik God écht op de eerste plaats had staan tot de Heilige Geest me duidelijk maakte dat dat niet zo was. Ik luisterde niet naar de stem van God maar naar de stem van andere mensen, of de stem van organisaties, of de stem van de kerk, of de stem van een prediker of de stem van … noem maar op. Ik vond het belangrijk wat andere mensen over me dachten, of van me vonden. Ik wilde me aan de regels van de kerk houden omdat ik er dan op vertrouwde dat ik ‘gered’ was.
Het gaat God echter maar om één ding van onze tempel: ons hart! Dat wil hij niet delen met andere goden, niet één! Daarom staat er in Spreuken 4:23:
Bescherm je hart boven alles wat te behoeden is, want daaruit zijn de uitingen van het leven.
De duivel komt om te roven, stelen en kapot te maken. Hij wil van je hart een rovershol maken, een duistere plek van schuld, schaamte, frustratie, boosheid, angst en afgoderij. Soms gaat dat heel sneaky en heb je dat niet zo snel door. Maar Jezus kwam om je daarvan te redden en je leven te geven, in al zijn volheid. Doordat Hij de prijs heeft betaald heeft Hij het mogelijk gemaakt voor de Heilige Geest om in je te komen wonen. Wil je je hart open zetten voor Hem zodat Hij je tempel kan reinigen? Wil je je oor neigen naar Zijn stem? Mag Hij grote schoonmaak houden?
Die reiniging kan wel pijn doen en soms moet de hele santenkraam ondersteboven. Het blijft ‘werk in uitvoering’ merk ik in mijn eigen leven. Een paar weken geleden maakte de Heilige Geest me bijvoorbeeld duidelijk dat ik weer veel te veel vertrouwde op mijn eigen kennis en kunde. Ik dacht dat ik het allemaal wel wist en sprak daar vanuit en niet vanuit de woorden die Híj́ wilde spreken. Dan spreek ik me te snel uit waardoor ik een ander kwets of niet hoor wat hij of zij eigenlijk zegt. Dan weet ik precies wat een ander zou moeten doen en hoe iets opgelost moet worden. Maar, hoe goed bedoeld ook, het is mijn éigen wijsheid. Totdat Jezus de tafels in mijn hart omver werpt en mij onderwijst in Zijn wijsheid. Op zo’n moment roep ik het uit naar God: Hosanna, Red mij, Heer! Ik kan het niet alleen! Dat gaat bij mij meestal met de nodige emoties gepaard maar ik weet dat Hij mij ergens van wil bevrijden en ik vertrouw op Zijn goedheid. Hij weet wat het beste is voor mij. Hij is God en ik ben dat niet.
Ik weet mij gered door Jezus, die mijn tempel reinigt. Ik hoef niet te vertrouwen op offers die ik breng, of een gebouw waar ik naar toe ga, mensen die ik aanhoor, mijn eigen slimme oplossingen of overtuigingen. Nee, ik maak de keuze om op God te vertrouwen en mijn lichaam een tempel te laten zijn waarbij alles is gericht in aanbidding op Hem! Hij is mijn God en ik hoor bij Zijn volk! Kom maar op met die zweep…
Bedankt voor je mooie blog, Yvonne. Ik heb er weer van genoten. En ik leer ook weer alert te zijn op de ‘rovers’ van mijn hart. Laten we dichtbij Jezus blijven. Hij is niet gekomen om iets te nemen, maar om ons een leven in overvloed te geven. Zijn liefde geeft ons vrede en vreugde in ons hart. Wat een zegen!