De kamers van je hart
In de tijd van Nehemia, kort na de herbouw van de tempel, waren de Levieten uit de tempel gevlucht en had de hogepriester een ongenode gast woning laten maken in het huis van God. Hoe ga jij om met het huis van God?
Ter inleiding lezen we eerst een gedeelte uit het Woord:
Nehemia 13:1 Op die dag werd er voorgelezen uit het boek van Mozes voor de oren van het volk. Daarin werd voorgeschreven bevonden dat een Ammoniet of een Moabiet tot in eeuwigheid niet in de gemeente van God mocht komen, 2. omdat zij de Israëlieten niet met brood en water tegemoetgekomen waren, en men Bileam tegen hen had ingehuurd om hen te vervloeken; onze God had de vloek echter veranderd in zegen. 3. Het gebeurde, toen zij de wet hoorden, dat zij alle mensen van allerlei herkomst afzonderden van Israël. 4 Hiervóór had Eljasib, de priester die aangesteld was over de kamers van het huis van onze God, en die verwant was aan Tobia, 5. een grote kamer voor hem gemaakt; daar brachten zij vroeger steeds het graanoffer, de wierook, de voorwerpen, de tienden van het graan, van de nieuwe wijn en de olie – overeenkomstig het gebod voor de Levieten, de zangers en de poortwachters – en het hefoffer voor de priesters. 6. Toen dit alles plaatsvond was ik niet in Jeruzalem, want in het tweeëndertigste jaar van Arthahsasta, de koning van Babel, moest ik bij de koning terugkomen, maar na verloop van dagen kreeg ik weer verlof van de koning. 7. Toen ik in Jeruzalem aankwam, kreeg ik inzicht in het kwaad dat Eljasib ten behoeve van Tobia gedaan had, door een kamer voor hem te maken in de voorhoven van het huis van God. 8. Dit was volstrekt kwalijk in mijn ogen; daarom wierp ik al het huisraad van Tobia uit de kamer naar buiten. 9. Ik zei dat ze de kamers moesten reinigen, en ik liet de voorwerpen van het huis van God daar terugbrengen, met het graanoffer en de wierook. 10. Verder kwam ik te weten dat de delen voor de Levieten niet werden gegeven, en dat de Levieten en de zangers, die het werk verrichtten, waren gevlucht, ieder naar zijn eigen veld. 11. Ik riep de machthebbers ter verantwoording en zei: Waarom is het huis van God verlaten? Ik bracht hen bij elkaar en ik deed hen hun plaats weer innemen. 12. Toen bracht heel Juda de tienden van het graan, de nieuwe wijn en de olie weer naar de voorraadkamers. 13. En ik gaf Selemja, de priester, en Zadok, de schrijver, en van de Levieten Pedaja, de leiding over de voorraadkamers, en naast hen Hanan, de zoon van Zakkur, de zoon van Mattanja, want zij werden betrouwbaar geacht, en het was aan hen om alles onder hun broeders te verdelen. 14 Denk hierom aan mij, mijn God, wis mijn blijken van goedertierenheid niet uit, die ik aan het huis van mijn God en aan de eredienst daarin, heb bewezen.
Het hierboven beschrevene komt uit het laatste hoofdstuk van het Bijbelboek Nehemia. Nehemia beschrijft in dit gedeelte wat hij heeft gedaan om het huis van God en de eredienst daarin zuiver te houden (vs 14).
Het boek Nehemia beschrijft hoe Nehemia van schenker van de koning van het Perzische rijk: Arthahsasta, landvoogd van Juda wordt en de stad Jeruzalem mag herstellen. Nehemia beschrijft het herstel van de stadsmuren die nog in hoopjes puin liggen en het herstel van de houten poorten van de stad. Er waren bressen geslagen in de stad van de Vrede en de poorten waren door vuur verteerd. Maar Nehemia wijst op God en roept op om de muren te herbouwen. De Israëlieten vatten de moed op en gaan eensgezind aan het werk. Nehemia en de Israëlieten worden daarin op allerlei manieren tegengewerkt. Maar Nehemia vertrouwt op God en laat zich niet weerhouden. Ze bouwen door met in de ene hand het werk en in de andere hand de werpspies. De ene helft van het volk bouwt door en de andere helft verdedigt hen.
Één van de tegenwerkers is Tobia, een Ammoniet. God had de Israëlieten uitdrukkelijk verboden zich in te laten met de Ammonieten en de Moabieten (vs 1) maar deze Ammoniet was getrouwd met een Joodse vrouw en ook zijn zoon was getrouwd met een Joodse vrouw. Kennelijk was hij zelfs verwant aan de hogepriester Eljasib (vs 4). Nehemia wordt een periode teruggeroepen naar de koning (vs 6) en wat schetst zijn verbazing als hij weer in Jeruzalem terugkeert? Eljasib heeft aan de Ammoniet Tobia toegestaan woning te maken in de voorhoven van het huis van God! Hoe Godgeklaagd! Een aantal hoofdstukken hiervoor kun je nog lezen hoe de leiders van het volk zich opnieuw verbinden aan het verbond dat God met Zijn volk gesloten had. (Nehemia 10) Misschien heeft deze geschiedenis zich wel voor die verbintenis afgespeeld want de naam van Eljasib komt in de lijst met namen die daar genoemd worden niet voor.
Nehemia laat de kamers weer in ere herstellen en reinigen en zorgt er ook voor dat de Levieten weer in dienst worden gesteld en hun werk voor God en Zijn volk kunnen doen.
Je kunt dit verhaal lezen als een interessante geschiedenis maar ik geloof dat God ons hierin ook een geestelijke les wil leren. In 2 Kor. 6:16 zegt Paulus dat wij de tempel van de levende God zijn. Is er nog plaats voor God in de tempel van jouw leven? In jouw hart? Of ben je gezwicht voor de belangen van deze wereld en heb je díe woning laten maken in je hart?
Als ik merk dat ik me druk maak om de dingen van de wereld: gezondheid, tijd, kinderen, inkomen, relaties of vul maar in waar je je druk om kunt maken, helpt het mij om me op God te richten. Ik lees in de Bijbel, luister en zing mee met aanbiddingsliederen, ga in gebed. En dan merk ik dat Hij mijn voorraadkamers weer vult met de voorwerpen (vs 9) van Hem: vrede, rust, blijdschap, geduld, geloof. Het begint bij het zoeken en aanbidden van Hem!
God wil graag een hart-tot-hart relatie met jou maar Hij vraagt wel om een onverdeeld hart. Een hart dat Hij niet hoeft te delen met diegenen die Hem en de Zijnen tegenwerken en belachelijk maken (zie Nehemia 4:3). Dus gooi die anderen en al hun huisraad eruit en laat God je hart reinigen. Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien, zegt Jezus in Matt. 5:8.
De Israëlieten eerden God niet meer met hun tienden, nieuwe wijn en olie (vs 12). God kreeg niet de eerste plaats in hun leven. Ze aanbaden God niet meer door de zangers en Levieten het hun toekomende deel af te dragen. Ze beroepen zich op hun eigen kracht en inspanningen en laten de Levieten ook aan hun eigen kracht over (vs 10). De voorraadkamers die eerst gevuld waren met de graanoffers en de wierook staan nu leeg. Een deel van de graanoffers moest de priester met de wierook als een gedenkoffer op het altaar in rook laten opgaan als een aangename geur voor God (zie lev. 2:2). Er is niets meer over om God mee te aanbidden. Hoe is het met jouw voorraadkamers gesteld?
Jij bent de machthebber (vs 11) van de tempel van jouw hart. Keer (terug) naar God, neem je plaats (weer) in en eer Hem met dank- en gedenkoffers. Je kunt altijd die enorme daad van liefde gedenken: Jezus die Zijn leven gaf om jou het Leven te geven in al zijn volheid. Je kunt altijd danken voor de kracht die Hij je wil geven door Zijn Geest. Het zal een aangename geur zijn voor God!